close

Mijn dossier

Hoe kunnen we helpen? custom menu custom search NL FR arrow
Mijn dossier Mijn dossier
search
custom menu
NL FR Mijn dossier Mijn dossier
26/01/23

Hof van Cassatie vernietigt vervallenverklaring recht tot sturen

onmiddellijke intrekking als bewarende maatregel vreemd aan verval van recht tot sturen als straf

In twee arresten van 8 november 2022 vernietigt het Hof van Cassatie ten verzoeke van een  cliënt van het kantoor een in graad van beroep door de Correctionele Rechtbank Oost-Vlaanderen afdeling Dendermonde gewezen vonnis (Cass. 8 november 2022, nr. P.22.0644.N/1 en P.22.0642.N/1) dat voor de duur van het opgelegde verval van het recht tot sturen een reeds ondergane onmiddellijke intrekking van het rijbewijs als volgt verdisconteerde: “temeer omdat (de eiser) al een onmiddellijke intrekking heeft ondergaan voor een periode van 15 dagen die – conform art. 57.2de lid Wegverkeerswet – op de duur van opgelegde vervallenverklaring zal worden aangerekend (…)”.

Het Hof van Cassatie oordeelt dat de loutere omstandigheid dat een beklaagde reeds het voorwerp heeft uitgemaakt van de door artikel 55 Wegverkeerswet bedoelde veiligheidsmaatregel van een onmiddellijke intrekking van het rijbewijs, geen gegeven is dat redelijkerwijze in verband kan worden gebracht met het realiseren van de doeleinden van de straftoemeting door het opleggen van een verval van het recht tot het besturen van een motorvoertuig en vernietigt het in graad van beroep gewezen vonnis dat de beklaagde onder meer veroordeelde tot een substantieel verval van het recht tot sturen.

Hieronder gaat de integrale tekst van de arresten van het Hof van Cassatie.

P.22.0644.N/1

“3. Het middel voert schending aan van artikel 149 Grondwet en de artikelen 195, tweede lid, en 211bis Wetboek van Strafvordering: het bestreden vonnis is niet regelmatig gemotiveerd; voor de straftoemeting en met name de bepaling van de duur van het verval van het recht tot sturen grijpt het terug naar het wettelijk mechanisme van artikel 57, tweede lid, Wegverkeerswet dat als beveiligingsmaatregel een prerogatief is van het openbaar ministerie.

4. De rechter die een beklaagde veroordeelt wegens overtreding van artikel 35 Wegverkeerswet, is verplicht tevens een verval van het recht tot het besturen van een motorvoertuig uit te spreken voor een duur van ten minste één maand.

5. Het staat aan de rechter te oordelen of de doeleinden van de straftoemeting het uitspreken van een verval tot het besturen van een motorvoertuig noodzakelijk maken en de duur daarvan te bepalen.

6. De rechter oordeelt daar in beginsel onaantastbaar over. Hij kan bij die beoordeling elk feitelijk gegeven betrekken dat redelijkerwijze in verband kan worden gebracht met het realiseren van de doeleinden van de straftoemeting, voor zover hij daardoor fundamentele rechten van een beklaagde zoals het vermoeden van onschuld niet miskent.

7. Het bestreden vonnis grondt de beslissing over de duur van het aan de eiser op te leggen verval van het recht tot het besturen van een motorvoertuig wegens de feiten van de enige telastlegging mede op de overweging: “temeer omdat (de eiser) al een onmiddellijke intrekking heeft ondergaan voor een periode van 15 dagen die – conform art. 57.2de lid Wegverkeerswet – op de duur van opgelegde vervallenverklaring zal worden aangerekend (…)”.

8. De omstandigheid dat een beklaagde reeds het voorwerp heeft uitgemaakt van de door artikel 55 Wegverkeerswet bedoelde veiligheidsmaatregel van een onmiddellijke intrekking van het rijbewijs, is geen gegeven dat redelijkerwijze in verband kan worden gebracht met het realiseren van de doeleinden van de straftoemeting door het opleggen van een verval van het recht tot het besturen van een motorvoertuig. De omstandigheid dat de duur van de onmiddellijke intrekking overeenkomstig artikel 57, tweede lid, Wegverkeerswet wordt verrekend op het door de rechter uitgesproken verval laat niet toe anders te oordelen. De beslissing om door bevestiging van het beroepen vonnis de eiser vervallen te verklaren van het recht alle motorvoertuigen te besturen gedurende een termijn van twee maanden is dan ook niet naar recht verantwoord.

Het onderdeel is in zoverre gegrond.

(…)

Het Hof,

Vernietigt het bestreden vonnis in zoverre het door bevestiging van het beroepen vonnis de eiser vervallen verklaart van het recht alle motorvoertuigen te besturen voor een termijn van twee maanden, het herstel van het recht tot sturen afhankelijk maakt van het slagen in een medisch en psychologisch onderzoek, de geldigheid beperkt van het rijbewijs van de eiser tot motorvoertuigen uitgerust met een alcoholslot en zegt dat de geldboete dient te worden verminderd met de kosten van de installatie en van het omkaderingsprogramma”.

P.22.0642.N/1

“3. Het middel voert schending aan van artikel 149 Grondwet en de artikelen 195, tweede lid, en 211bis Wetboek van Strafvordering: het bestreden vonnis is niet regelmatig gemotiveerd; voor de straftoemeting en met name de bepaling van de duur van het verval van het recht tot sturen grijpt het terug naar het wettelijk mechanisme van artikel 57, tweede lid, Wegverkeerswet dat als beveiligingsmaatregel een prerogatief is van het openbaar ministerie.

4. De rechter die een beklaagde veroordeelt wegens overtreding van artikel 35 Wegverkeerswet, is verplicht tevens een verval van het recht tot het besturen van een motorvoertuig uit te spreken voor een duur van ten minste één maand.

5. Het staat aan de rechter te oordelen of de doeleinden van de straftoemeting het uitspreken van een verval voor een langere termijn noodzakelijk maken.

6. De rechter oordeelt daar in beginsel onaantastbaar over. Hij kan bij die beoordeling elk feitelijk gegeven betrekken dat redelijkerwijze in verband kan worden gebracht met het realiseren van de doeleinden van de straftoemeting, voor zover hij daardoor fundamentele rechten van een beklaagde zoals het vermoeden van onschuld, niet miskent.

7. Het bestreden vonnis grondt de beslissing over de duur van het aan de eiser op te leggen verval van het recht tot het besturen van een motorvoertuig wegens de feiten van de tenlasteleggingen A en B mede op de overweging: “temeer omdat (de eiser) al een onmiddellijke intrekking heeft ondergaan voor een periode van 15 dagen die – conform art. 57.2de lid Wegverkeerswet – op de duur van opgelegde vervallenverklaring zal worden aangerekend (…)”.

8. De omstandigheid dat een beklaagde reeds het voorwerp heeft uitgemaakt van de door artikel 55 Wegverkeerswet bedoelde veiligheidsmaatregel van een onmiddellijke intrekking van het rijbewijs, is geen gegeven dat redelijkerwijze in verband kan worden gebracht met het realiseren van de doeleinden van de straftoemeting door het opleggen van een verval van het recht tot het besturen van een motorvoertuig. De omstandigheid dat de duur van de onmiddellijke intrekking overeenkomstig artikel 57, tweede lid, Wegverkeerswet wordt verrekend op het door de rechter uitgesproken verval laat niet toe anders te oordelen. De beslissing om door bevestiging van het beroepen vonnis de eiser vervallen te verklaren van het recht alle motorvoertuigen te besturen gedurende een termijn van drie maanden is dan ook niet naar recht verantwoord.

Het onderdeel is in zoverre gegrond.

(…)

Het Hof,

Vernietigt het bestreden vonnis in zoverre het door bevestiging van het beroepen vonnis de eiser vervallen verklaart van het recht alle motorvoertuigen te besturen voor een termijn van drie maanden, het herstel van het recht tot sturen afhankelijk maakt van het slagen in een medisch en psychologisch onderzoek, de geldigheid beperkt van het rijbewijs van de eiser tot motorvoertuigen uitgerust met een alcoholslot en zegt dat de geldboete dient te worden verminderd met de kosten van de installatie en van het omkaderingsprogramma”.