In een arrest van 29 juni 2023 (nr. 256.978) vernietigt de Raad van State ten verzoeke van een cliënt van het kantoor een in graad van beroep genomen beslissing van de minister van Justitie van 6 december 2021, na een eerdere beslissing van 26 april 2021 van de provinciegouverneur van Antwerpen strekkende tot schorsing van het recht vuurwapens voorhanden te hebben.
Artikel 11 van de Wapenwet voorziet in een principiële vereiste van een vergunning voor het voorhanden hebben van alle vuurwapens en/of de daarbij horende munitie.
In afwijking hierop kunnen houders van een jachtverlof zonder dergelijke voorafgaande vergunning welbepaalde vuurwapens voorhanden houden zoals voorzien in artikel 12 van de Wapenwet. Het betreft een uitzonderlijk regime dat ten aanzien van houders van een jachtverlof wordt verantwoord omdat zij reeds een controle van hun strafrechtelijke antecedenten en veilige omgang met wapens dienden te doorlopen.
In het kader van de Wapenwet wordt controle uitgeoefend door de lokale politiediensten. Bij onregelmatigheden wordt de provinciegouverneur ingelicht. De gouverneur kan administratieve maatregelen nemen ten aanzien van jagers, zelfs indien zij geen vergunning hebben. In dat geval kan hij/zij het recht om het wapen voorhanden te hebben beperken, schorsen of intrekken. In de uitoefening van deze bevoegdheid zal de provinciegouverneur advies vragen aan de procureur des Konings.
In casu, betreffende het dossier van cliënt, stelde de provinciegourverneur van Antwerpen dat op basis van het advies van de procureur des Konings van Antwerpen – waaruit bleek dat lastens cliënt een onderzoek hangende was uit hoofde van vermeende inbreuk op het Jachtdecreet, het Jachtvoorwaardenbesluit en de Wapenwet – het recht van cliënt om wapens voorhanden te houden, geschorst moest worden totdat een beslissing zou zijn genomen recht doend op de strafvordering.
De procureur des Konings haalde in zijn ongunstig advies aan dat er een gerechtelijk antecedent was waarbij de cliënt 25 jaar geleden een correctionele veroordeling opliep.
De procureur des Konings besloot evenwel om niet over te gaan tot de strafrechtelijke vervolging van het vastgestelde misdrijf en maakte het dossier over aan de Vlaamse Overheid, Agentschap Natuur & Bos met het oog op bestuurlijke beboeting.
Tegen de beslissing van de gouverneur werd door het kantoor overeenkomstig artikel 30 van de Wapenwet beroep aangetekend bij de federale wapendienst.
Evenwel besliste de minister van Justitie op 6 december 2021 het beroep tegen de schorsingsbeslissing van de gouverneur van Antwerpen d.d. 26 april 2021 te verwerpen.
De minister van Justitie was immers van oordeel dat inbreuken op de jacht- en wapenwetgeving misdrijven betreffen die in de wapenwetgeving zijn vervat omdat zij – in combinatie met wapenbezit – een vermoeden van potentieel gevaar voor de openbare orde en veiligheid creëren.
Het kantoor stelde een annulatieberoep (beroep tot vernietiging) bij de Raad van State in tegen de beslissing van de minister van Justitie van 6 december 2021, nu naar ons oordeel een sepotbeslissing of een bestuurlijke afhandeling niet het bewijs van de materialiteit van de vermeende feiten in zich draagt.
In haar arrest van 29 juni 2023 (nr. 256.978) heeft de Raad van State de beslissing van de minister van Justitie van 6 december 2021 vernietigd. Daarbij heeft de Raad van State onder meer het volgende overwogen:
“Uit wat voorafgaat, volgt dat de verwerende partij (de minister van Justitie) niet afdoende motiveert waarom de feiten van 21 december 2020 – de inbreuk op de jachtwetgeving waarvoor de Vlaamse Overheid reeds een bestuurlijke sanctie oplegde – in rechte in aanmerking kunnen worden genomen ter verantwoording van de bestreden beslissing. Aangezien aldus niet vaststaat dat voldoende recente feiten voorliggen, volstaat het aangehaalde minder recente feit – het vonnis van de correctionele rechtbank te Antwerpen van 16 november 1998 – niet om de bestreden beslissing te dragen”.
Na het vernietigingsarrest d.d. 29 juni 2023 voerde de federale wapendienst opnieuw een administratief onderzoek alvorens een nieuwe beslissing te nemen inzake het administratief beroep tegen de schorsingsbeslissing van 26 april 2021 van de gouverneur van Antwerpen.
Er kon worden geargumenteerd dat het arrest geen ruimte voor handhaving van een schorsing liet en dat het nieuw ingewonnen advies van de procureur des Konings diende gelezen als gunstig, zodat er o.i. actueel geen elementen voorlagen die zouden kunnen wijzen op een gebrek aan moraliteit in hoofde van de cliënt; er waren m.a.w. actueel geen contra-indicaties aanwezig die de oorspronkelijke vordering van de procureur des Konings en de oorspronkelijke beslissing van de gouverneur konden schragen.
De wettelijke grondslag voor een schorsing of eender welke andere beperking van het recht van cliënt om vuurwapens voorhanden te houden was inderdaad niet langer aanwezig, zo oordeelde ook de minister van Justitie in zijn beslissing d.d. 4 september 2023.
Cliënt beschikt actueel opnieuw over het recht tot het voorhanden hebben van vuurwapens mits het hebben van een wettige titel (vergunning).